
Sinds dagen al tel ik de uren… is ze boos, is ze aardig, of is ze nerveus als ze me ziet. Het is altijd een raadsel. Zal ze met haar bekende grijsgroene ogen naar me kijken of met dat typerende oranje of dat – alleen voor mij openstaande lila-paars?
Ik heb mijn zee lang niet gezien…
Laatst toen ik daar was, was ze kwaad. In de eerste uren zag ik haar lila-geaccentueerde pupillen, maar in de verte – achter de horizon – voelde ik dat iets mis zou gaan… ze lachte! Ze wachtte totdat ik in haar zou trappen; uit blijheid of boosheid, dat maakte niet meer uit; dat wilde, daar wachtte ze op… haar wens was groter dan ik me kon voorstellen…
Bij de allereerste ontmoeting liet ze me een schat zien…
Midden in de nacht gingen we wandelen: het woei wat, maar toch aangenaam. De volle maan zat in zijn cirkel, en we voelden tot aan het einde, dat alles was bedekt met een onbekende rust…
Zij naast mij en ik naast haar. Ik durfde niet in aanraking te komen: ‘kromme maag’, ‘natte palm… en ik was kurvára (verdomd) zenuwachtig; mijn ogen deden pijn – hallucinatie – ik zag groene flitsen in haar en…
Wat ben jij toch een groot kind! Kom maar… hou jij mij maar vast!
Opeens vlogen we in groenblauwe baarmoeder, in een gezang van eicellen en spermatozoa. Eén naast de anderen, de anderen na die éne… en die éne heeft een hommage in onbekende bliksem!
Ze wachtte op me! rende naar me toe! komt steeds dichterbij zodat ik geheel nat word, haar hele lichaam trilde blij-wit waarmee ze bedekt was… ze speelt met me en ik weet dat het zo ver is
Krisztián Horváth